A day at...

A day at...

Het begon eenvoudig met de vraag: ‘Kom je niet kijken naar de interclub judo?’
‘Judo? Olympische spelen, Gella en Ulla, brulboei De Decker. Vaalgroene matten. O ja, een koka, het kleinste punt, dat ken ik ook. Vooruit dan maar?’ Op naar de regionale interclub voor 4e afdeling B, 3e afdeling A en 2e afdeling A, georganiseerd door Judoclub Tielt.

Tour de France, tour de force

Nadat AA Gent zich in België de beste van de slechtsten toonde en na de weinig opwekkende les in 'anti-management' door de bobo's van diverse voetbalbonden was het vanaf 04 juli tijd voor echte sport. Hoera!

Al leek het aan de vooravond van de Tour de foute kant op te gaan toen Lars Boom te lage cortisolwaarden liet optekenen. Manager Vinoukourov loste dat op geheel eigen wijze op en aangezien niemand daar iets zinvols over zegt zal het ook nog op de goede manier geweest zijn, zeker? De vrees voor een 'Astana-tour' is voorlopig echter niet terecht. Blijkbaar heeft Frankrijk zelfs in Kazachstan een andere reputatie in de jacht op doping dan, laat ons zeggen, Italië... . In mei. Van 2015.

Maar goed: de Tour. Vooraf en op papier de mooiste in jaren. Indrukwekkend deelnemersveld (zowat alle winnaars van de laatste grote ronden), een 'klassieke' eerste week met potentiële waaiers, kasseien en Ardennenklassiekers en elke dag televisie, krant, radio en internet die massaal berichten vanuit 'de buik' van het peloton.

Start!

De effectieve start was veelbelovend: de snelste tijdrit ooit, door een renner (Rohan Dennis) die nog sneller zou kunnen als hij beter leerde sturen, meteen gevolgd door een schitterende etappe naar Neeltje Jans. De - hun plaats in het peloton hebbende en duidelijk in beeld komende - Afrikanen van MTN-Qhubeka zullen daar toch even hun ogen hebben uitgekeken. Vier gele truien op vier dagen tijd. Telkens toppers. Cancellara, veteraan van vele oorlogen, die zijn 29ste (!) gele trui pakt. Alstublieft. Froome, die stuurmanskunst toont ondanks zijn reputatie op dat vlak. Martin. Een minzaam beest. Tragiek en heroïek in één. Met een stukgeslagen en een stukje uitstekend sleutelbeen Stybar gaan feliciteren, wie doet hem dat na?

Door België

Ondanks het feit dat je de koers nergens beter kan volgen dan thuis voor de buis, wou ik toch zelf eens een kijkje gaan nemen in Hoei en Seraing, respectievelijk aankomst en start van de derde en vierde rit. Ik was niet de enige.
Koers leeft in België. Goed georganiseerd al zeker! Bewegwijzering, oversteekplaatsen, sfeer, zon, grote schermen. In Hoei was alles aanwezig om gewoon te genieten. Bovendien zorgden de renners zelf voor extra heroïek door massaal tegen de vlakte te gaan aan een slordige 80 km per uur. Nochtans hoefde dat niet per se. Ik was al overtuigd van het feit dat het taaie mannen zijn, ook voor ik Johan Vansummeren zwaar gehavend en ver achterop de muur zag opdraaien voor nog 1300 vreselijke meters.

Bij de start in Seraing sprak diezelfde Vansummeren op het startpodium en in het Frans over 'een goeie nacht' en 'proberen een beetje te werken voor de kopman'. Dat hoorde ik. Zien was moeilijker, want de Tour is een circus voor genodigden, Vips en effectieve en denkbeeldige gekroonde hoofden. Als geen van de voorgaande is het bij de start vooral kilometers stappen, drummen, zoeken, over nadars hangen. ASO is een multinational. Op een bepaald moment wordt het instituut te groot en vergeet het dankzij wie het zo groot kon worden. Publiek in de eerste plaats. Bovendien heeft het macht. Genummerde wagens van ASO hoeven duidelijk geen rekening te houden met Belgische wetten als ze aan 160 per uur over de E42 naar Cambrai knallen. Dit terzijde.

(Anti)helden

De eerste vier dagen was onder andere Cavendish de gebeten hond. Zijn natuurlijk killersinstinct laat hem in de steek. Zijn vorm ook, als hij eerlijk is. Hij is arrogant. Scherp in zijn reacties. Prikkelbaar bij verlies. Altijd geweest. Als je wint, dan mag dat. Als je verliest duidelijk niet. Anderzijds: voor een fenomenaal jaarloon mag je resultaten verwachten en die zijn er (nog) niet.
Greipel maakt de omgekeerde beweging. Destijds bij Lotto-Soudal gekomen en van bij de start kritiek gekregen. Een Duitser? Hebben wij geen Belgen om een ploeg rond te maken? En dan nog geen echte winnaar, maar het hulpje van Cavendish? Pffff.... . Ondertussen is elke zege van Greipel ook een beetje een Belgische zege. Gelukkig maar. Modelprof en een stuk minder flegmatiek dan eeuwige rivaal Cavendish. Het kan verkeren.

Van Greg Van Avermaet blijft het moeilijk te zeggen wat hij is: held of antiheld. Slachtoffer van zijn eerste bekroning als 'Flandrien van het jaar', dat is hij zeker. Bij gebrek aan beter werd hij toen door de verzamelde pers een beetje te hard opgehemeld. Van Avermaet is ondertussen wel al drie jaar één van de vijf beste renners ter wereld. Van de eerste tot de laatste dag van het seizoen strijdt hij op geheel eigen wijze mee voor de prijzen. Op elk terrein en in een wereld vol specialisten. Attractief koersend maar te weinig winnaar volgens sommigen. 'Dom' volgens anderen. Laat het ons houden op: topatleet. Rustige mens. Altijd bereikbaar. Mooie renner. Het komt er zeker nog van!

Het peloton zit vol (anti)helden. De Vansummerens van deze wereld. De Gendt, Matthews, Henderson, Hansen, Oss, Ten Dam en al die anderen die ik hier vergeet. Werkpaarden, na vijf dagen al zwaar gehavend en gebroken. Zichzelf elke dag over hindernissen slepend, letterlijk en figuurlijk. In de hoop de Tour uit te rijden en misschien nog iets te betekenen voor de ploeg. Of gewoon voor zichzelf. Om na een maandenlange training niet na twee, drie of vier dagen te moeten zeggen dat al dat werk voor niets was.

Vive le Vélo

De leuze én het televisieprogramma van Karl Vannieuwkerke, dat er ondanks een zwakke start een sterke eerste week heeft opzitten. Te weinig kritisch en te vrijblijvend op de eerste dag, maar nadien hilarisch met Wouter Deprez ('C'est pour la télévision Belge...' ) en goed met Tom Boonen en Eddy Planckaert. Met speciale dank ook aan Rik Verbrugghe (wat een rust en vakmanschap straalt die man uit!) en Elke Weylandt.

Maar toch vooral de leuze. Vive le Vélo. De eerste week zit er al bijna op, maar we hebben er nog twee te gaan. Laat ons collectief hopen dat het twee weken van sportieve strijd worden. Wielrennen om duimen en vingers van af te likken. Ondanks het instituut ASO moet dat kunnen, met harde renners en een enthousiast publiek.

Pelgrims, stieren, kunst en een aquaduct

Naar jaarlijkse gewoonte is het San Isidro-festival het gedroomde excuus om tot halfweg Spanje te rijden en daar een paar dagen in de omgeving van Madrid door te brengen. Naast tal van andere feestelijkheden is San Isidro vooral synoniem voor dertig dagen onafgebroken corrida in de grootste arena van Europa. Niet iedereen in de lage landen is daar even enthousiast over dus beperk ik de foto’s op dat vlak een beetje, maar in Spanje blijft de corrida ‘big business’ met dagelijks een uitverkocht huis, rechtstreekse televisie-uitzendingen en de aanwezigheid van Real-sterren en een afgetreden koning op de eerste rijen. Blijven over: veel kilometers, de Camino, Frank Vandenbroucke en andere kunstwerken.

Tielt – Bayonne

De snelweg-dag waar niet aan te ontsnappen valt, bracht me in een tiental uurtjes tot net voor Bayonne. Met een strakke zuiderwind was het betere beukwerk de hele dag nooit veraf, maar al bij al verliep de rit probleemloos en vlot. Na drie tankstops en ruim 1000 kilometer reed ik de parking van Motel des Landes op. Vanaf nu staat deze overnachtingsplaats als ‘toplocatie’ genoteerd: één dagrit van huis, netjes, rustig en betaalbaar. Het motel-concept zoals je dat alleen in Amerikaanse films ziet, is een leuk extraatje.

Bayonne – Burgos

Om Bayonne vlot te ronden reed ik nog heel kort een stuk op de snelweg, maar het plan van de dag was om binnendoor de Pyreneeën over te steken en een heel stuk van de Camino naar Santiago per motor te volgen. Vanaf afrit 8 (A63) ging het bijgevolg bergop. Vroeg op een zaterdag was er van veel verkeer geen sprake, dus bereikte ik Saint Jean Pied de Port voor ik er veel erg in had. Het overgrote deel van de pelgrims naar Santiago de Compostella begint hier aan de tocht en lang zoeken naar de pijltjes die de juiste weg de volgende 900 kilometer begeleiden was niet nodig. Al na een paar honderd meter haalde ik de eerste stappers in. Aan een heel rustig tempo bleef ik kilometers na elkaar de wandelaars passeren. De meesten liepen duidelijk nog over van het enthousiasme in deze fase van de tocht.

Kort voor het hoogste punt draaide ik linksaf (D 428) waar zij rechtdoor moesten. Ik reed toen al een tijd in een dikke mist rond waardoor de ongetwijfeld indrukwekkende vergezichten me niet gegund werden. Behalve de laatste silhouetten van de eerst vertrokken pelgrims kon ik nog net een paar meter asfalt en opzij een streep vaag groen onderscheiden. De temperatuur weigerde halsstarrig om in de dubbele cijfers te klimmen, ook nadat de motor al een tijdje weer bergaf stuurde. Aan de Spaanse kant was de mist wel minder aanwezig en eenmaal op de bochtige N 135 ging het gezwind tot in Roncevalles, waar ik per se een eerste Spaanse koffie wou drinken. In het gezelschap van twee treuzelende pelgrims lukte dat perfect. Roncevalles was voor de rest ongelooflijk stil en rustig: wie ik vandaag al had ingehaald zou pas veel later hier aankomen en wie hier geslapen had was al weer een paar uur verder gestapt. Op die twee in de bar na toch.

Met de motor overbrugde ik in een mum van tijd een kleine week stappen en voorbij Pamplona stopte ik even bij het achthoekige kerkje van Santa Maria de Eunate in Obanos. Hier sloot ‘mijn’ Camino vanuit Arles aan op het traject uit Saint Jean Pied de Port en passeerde ik de stadjes en pleintjes waar ik in 2009 zelf te voet was langs gekomen. Stiekem kreeg ik zin om de tocht nog eens over te doen. Soms. Als er niet te veel volk te zien was. Dat gevoel ging snel over toen ik de rijen pelgrims zag wachten aan de overnachtingsplaatsen onderweg. Destijds was de massa volk al een serieuze bron van ergernis en de populariteit van de Camino is duidelijk niet afgenomen de voorbije jaren.  

Via Puente la Reina en Estella, langs Los Arcos tot in Navarete: voornamelijk langs de NA 1110 over mooie, golvende wegen die met elke kilometer steeds meer Rioja-wijngaarden doorkruisen. In Santo Domingo de la Calzada wou ik de kip en de haan in de kerk (de enige levende relikwieën ter wereld) traditioneel bezoeken, ook al vragen ze daar ondertussen blijkbaar €4 voor. We zullen maar denken dat de kip en haan er plezier aan zullen beleven?

Op het eind van de middag stuurde ik de motor recht naar een hotel aan de rand van Burgos en genoot er van de zondagse sfeer. Zon, veel volk, veel terrasjes en een schitterende kathedraal in een gezellige stad.

Burgos – Madrid

Als je via Booking voor een spotprijs in een hotel terecht komt dat eigenlijk een beetje boven je budget ligt, parkeer je net zo goed voor de deur en stap je met je bestofte zijkoffers in de hand naar buiten alsof je nooit iets anders hebt gedaan, ondertussen vriendelijk knikkend naar de heren in maatpak in de lobby. Dergelijke hotels plegen wel eens een koffietafelboek met regionale toplocaties en toeristische informatie te hebben liggen. Het is daarin dat ik het stadje Aylonn gisteren ontdekte. Op de kaart ligt het een stukje rechts van de snelweg die je in goed twee uur van Burgos naar Madrid kan brengen, dus een alternatieve route was snel gevonden. Rustig cruisend langs talloze ooievaarsnesten en door eindeloze velden zag ik de buitenthermometer van de motor geleidelijk richting 30 graden gaan.

Aylonn heeft een mooi middeleeuws klooster en het leven centraliseert zich rond een oude marktplaats, maar echt veel bezoekers zag ik er niet. Ofwel wordt het koffietafelboek weinig gelezen ofwel lag het aan de tijd van het jaar, maar een toeristische trekpleister is het toch niet. De lage prijs van een grote zwarte koffie op de markt illustreerde dat. Voor sfeer en gezelligheid krijgen ze wel veel punten: bruine huisjes, smalle straten, alles rond de kerk gegroepeerd en omringd door een stukje stadswal hier en daar. Ooievaars en zwaluwen ook. Oude mannen op een bankje. Aragon op zijn best.

De Sierra de Guadarrama zorgde voor een aangenamere temperatuur door de hoogte tussen 1000 en 2400 meter voor ik de afdaling inzette richting heksenketel, wereldstad en verkeersknooppunt Madrid. In België kennen we geen steden waar je bijna een uur over één weg kan rijden, maar Madrid zit verkeerstechnisch wel goed in elkaar: drie ringwegen – telkens dichter bij het centrum – en veel grote en brede verbindingslanen. Het was een makkie. Check-in, kamer betrekken, even bijtanken en terug de motor op naar El Escorial…

…dat potdicht bleek te zijn. Nochtans had het een soort Spaanse open-monumentendag of open-museum dag moeten zijn, maar op geheel eigen wijze blijkt dus elk monument daar zelf zijn draai aan te geven. “Maandag is sluitingsdag en dat gaat boven de open-dag”, zei de man in uniform aan het El Escorial. Dat het op de website anders stond en dat wij ‘speciaal van België’ kwamen, daar had hij geen boodschap aan. Via een korte omweg langs de ‘zetel van Filip II’ – een soort in de rotsen uitgehouwen sofa met schitterend zicht op El Escorial – dan maar terug naar Madrid rijden, zeker?

Toros de Guisando & Avila

Tijdens de nacht was de temperatuur zo’n 20 graden gezakt, dus het was wel optimistisch om de motorkledij van alles te strippen en in T-shirt en jeans op stap te gaan. Al helemaal omdat Avila opnieuw over de Sierra de Guadarrama ligt en gisteren de laatste dag van een kleine hittegolf bleek geweest te zijn.

Madrid ligt tussen de bergen en heuvels in een soort microklimaat, maar zodra je de stad echt verlaat wordt het bij momenten lelijk fris. Zolang de Sierra rechts in de mist verborgen bleef liggen, was er niets aan de hand. Onvermijdelijk moet je er evenwel toch echt eens over heen en dat bleek een tegenvaller te zijn. Van 18 graden zakte het kwik pijlsnel naar 14, 12 en ten slotte 10 graden. Een schrale, koude noordenwind paste perfect bij dergelijke temperaturen.

Wie ze niet weet staan of bewust gaat zoeken, rijdt er zo voorbij. De stieren van Guisando. Vier granieten Kelt Iberische beelden van stieren in een veld tussen niets en nergens. Op de grens tussen Castillia y Léon en Madrid, langs een achterafweggetje tussen de M501 en de N403. Maar ze zijn indrukwekkend, op zijn minst. De foto’s spreken voor zich.

Nadien ging het verder richting Avila, waar ik toch wel eens een ‘Vandenbrouckske’ wou doen. Frank Vandenbroucke of VDB was een Belgische wielrenner, beroemd en berucht om zijn boude uitspraken, sappig Vlaams en flamboyante stijl. In 1999 won hij Luik Bastenaken Luik nadat hij vooraf aan Bartoli had uitgelegd waar hij hem uit het wiel zou rijden (en zo geschiedde). Later dat jaar werd hij tijdens de Vuelta verliefd op zijn toekomstige echtgenote Sarah, dreigde twee keer dat hij de Vuelta zou verlaten als Cofidis hem niet naar haar hotel zou rijden, beloofde telkens zijn nieuwe liefde de bloemen van de volgende dag en won vervolgens inderdaad die twee ritten. Via de oortjes riep hij 50 kilometer voor Avila zijn sportbestuurder Alain Deloeuil op: ‘Alain hoe wil je dat ik win? Blijf ik voortrijden of laat ik me eerst terug uitzakken?’
Met in de achtergrond de ommuurde stad Avila vlamde hij vervolgens op en over de ontsnapte Zarrabeitia, recht de wielergeschiedenis in. Dat hij daags nadien ook nog 3e werd in een lange tijdrit, op de slotdag tot grote onvrede van alle renners van bij de start ging koersen om de puntentrui in extremis te winnen en een week later 7e werd (met twee gebroken polsen) op het WK, illustreert dat hij misschien niet helemaal zuiver was. Maar wie was dat toen wel?

Nu ik zelf met de motor de bekende straat omhoog reed, viel me wel op dat het daar toch lekker stijl op loopt. Als ik denk aan het monsterlijke verzet dat VDB hier duwde… .

Amper stond de motor net naast de markt geparkeerd toen de eerste druppels naar beneden kwamen. Schitterend. Behalve 10 graden en schrale wind begon het nog eens te gieten ook! Thuis zou het genoeg zijn om er de brui aan te geven, maar op reis heb je sowieso minder zorgen. Na een stadswandeling, een bezoekje aan de kathedraal en een koffie zag het er naar uit dat de regen niet direct zou ophouden, dus zat er weinig anders op dan zo terug naar Madrid te rijden. De kasseistenen en sterk hellende straatjes van Avila bleken weliswaar spekglad. Op de Sierra was het ondertussen nog kouder geworden. De regen kwam met bakken uit de lucht. De gestripte motorjas zo lek als een zeef en met het water uit de broek stromend was blijven rijden de beste oplossing. Zo’n dertig kilometer voor Madrid klaarde het op, stegen de temperaturen en met een kruissnelheid van 90 per uur droogden de kleren. Eenmaal voor de deur van het hotel kon je alleen aan wat vochtige plekjes hier en daar zien dat ik net een klein uur bij 10 graden door de regen was gereden.

Een dagje kunst

Wie ‘Madrid’ zegt, denkt – hoop ik – aan het Prado. Kunst. Bij hopen. Al die meesterwerken op één plek zijn absoluut een bezoekje waard, al was het maar om een aantal bekende zaken eens in het echt te zien. Ik betwijfel of alle bezoekers, en dat zijn er nogal wat, kunstkenners zijn. De volgende keer koop ik mijn toegangskaartje in elk geval via internet om de hele lange wachtrij te vermijden. Die tip geldt trouwens voor zowat alles wat in Spanje te bezoeken is: vooraf kopen bespaart je over een hele vakantie ettelijke uren aan wachttijden.

Dat je in het Prado geen foto’s mag nemen, dat weten we nu ook. Of beter, ik kwam het te weten, ongeveer dertig seconden nadat ik de eerste zaal binnen was gelopen en daar een fotootje dacht te nemen. Nu ja, een eerste overtreding is geen reden om de deur gewezen te worden, dus kon de weg verder gezet worden. Langs Goya, Velazquez, Rubens, Rafael en tien ‘gastwerken’ van Picasso. Naast honderden – voor mij – minder bekende meesters.

Ruim twee uur doe je erover om toch minstens één keer door alle zalen van het Prado te wandelen. De drang naar kunst was echter nog niet helemaal bevredigd, dus wou ik ook nog wel heel kort even het Museo Nacional de Arte Contemporal Reina Sofia binnenlopen en daar één werk bekijken: Guernica. Acht euro, om dan maar één schilderij te zoeken. Het lijkt een beetje gek, maar het is wel de moeite. De afbeeldingen van Guernica zijn helemaal anders dan het werk aan de muur. Een grote muur trouwens. Toch maar eens doen, zou ik zeggen. Je zal verrast zijn.

De wandeling terug naar het hotel leidde nog langs Atocha, het treinstation waar in maart 2004 191 mensen om het leven kwamen bij een terroristische aanslag. Talloze spreuken en steunbetuigingen die kort na de aanslag werden opgeschreven staan vandaag in een cilindervormig herdenkingsmonument dat je in het station kan bezoeken. In een grote, blauwe, stille ruimte komen af en aan mensen heel even stil staan bij wat toen gebeurde.

Via El Retiro – het Central Parc van Madrid – ging het terug naar het hotel, niet zonder een tussenstop voor tapas. De rest van de dag bracht ik door in de buurt van Las Ventas, waar de hoogmis van het stierengevecht elke dag om 19u doorging.

Segovia

Omdat ik geen ezel ben leek het zinvol om de motorjas toch maar weer van wat extra voering te voorzien voor het nog maar eens richting Sierra de Guadarrama ging voor een bezoek aan de Valle de Los Caidos en Segovia.

Over dat eerste kan ik relatief kort zijn: net als op heel veel plaatsen wordt daar tegenwoordig een toegangsprijs gevraagd. Spanje heeft duidelijk ontdekt dat mensen best willen betalen om iets te bezoeken als ze van ver komen. Heel veel Spanjaarden zullen dat wellicht niet doen, want de Valle de Los Caidos is een megalomaan bouwwerk van Franco. Een enorme basiliek, uitgehouwen in de rotsen door krijgsgevangenen en tegenstanders van zijn dictatuur. Gigantisch kruisbeeld, metershoge beelden van aartsengelen en grote open terreinen versterken het gevoel van grootheidswaanzin nog. De prijzige inkom verhoogt de drempel in ieder geval en wat mezelf betreft zal dit het laatste bezoek geweest zijn.

Segovia daarentegen, is de trip meer dan waard. De laatste jaren breidde de stad duidelijk uit, maar je kan je beperken tot het oude centrum met het wereldberoemde aquaduct, de kathedraal, de vestingmuren en het kasteel. Alles op een boogscheut van elkaar en verbonden met smalle straatjes. Het is er enigszins laveren tussen de busladingen toeristen, maar het zou onverantwoord zijn om er niet even te stoppen als je in de buurt bent. De Plaza de Artilleria, net naast het mooiste stuk van het aquaduct – waar de motor geparkeerd stond – is perfect als start- en eindpunt voor een wandeling door de stad.

De terugrit naar Madrid was eens stuk aangenamer dan gisteren. Zonder regen en met een extra laagje kleren ervaar je toch makkelijk een beetje meer comfort. In de namiddag laveerde ik voor de zoveelste keer vlot door Madrid, dat ik stilaan als mijn broekzak begon te kennen. Opvallend: het is er altijd druk, maar het staat er zelden stil. Daar kunnen ze bij ons nog iets van leren.

 Madrid – Tielt

In het verleden heb ik de afstand die op één dag te overbruggen valt geleidelijk opgeschoven. Van 800 naar 1000, tot 1350 kilometer. Dat laatste is exact de rit van Barcelona naar Tielt. Het kriebelde een klein beetje om het ook eens vanuit Madrid te proberen. Ongeveer 1600 kilometer. De weersvooruitzichten leken goed, al kwam de wind wel pal uit het Noorden. Goesting heb ik altijd en mocht onderweg blijken dat Tielt bereiken toch geen optie was, dan biedt de Franse autoroute genoeg mogelijkheden om ergens de nacht door te brengen.

Van 7u15 tot 22u15 zowat onafgebroken op de motor zitten, het heeft wel iets. Korte stops om nagenoeg uitsluitend te tanken en weer verder te rijden, weinig verkeer en de hele dag een perfecte concentratie, dat is er nodig om in die tijd precies 1567 kilometer af te leggen. Van voordeur tot voordeur.

Vier stierengevechten, een brok kunst en een stuk geschiedenis in een mooie stad en indrukwekkende omgeving, meer moet dat niet zijn.

Talent blijft duren

Heel af en toe overstijgt iets de grenzen van het domein waartoe het zich doorgaans beperkt. Op dat moment wordt het een analogie voor het ruimere leven. Met wat goede wil kan iedereen er een les uit trekken en er iets van opsteken. De MotoGP van Argentinië van zondag 19 april 2015 was zo'n moment.

MotoGP is in België een nichesport. De liefhebber heeft elk jaar een wedstrijd of twee nodig om uit te vissen waar hij het seizoen nu weer kan volgen omdat niemand in de uitzendrechten wil investeren. Racerij is in deze contreien niet meer 'in' vanwege luid, geldverslindend en milieuonvriendelijk. Het vecht (alleen van ver) met verkeersveiligheid en het marktsegment van de superbikes zit al jaren in het slop.

De hoofdrolspelers

Voor wie niet zo vertrouwd is met de sport: kleine, vooral Spaanstalige mannetjes, rijden zo snel mogelijk een goeie 150 kilometer aan snelheden boven de 300 km per uur over een circuit op raketten van motoren die in de handel niet te krijgen zijn. Ze doen dat als kind al, groeien in de sport, doorlopen een pak regionale, nationale en internationale reeksen en dromen allemaal van een plaats aan de start van de MotoGP, de Formule 1 van de motorsport zeg maar.

De hoofdrolspelers in Argentinië zijn Marc Marquez, de regerende wereldkampioen, Spanjaard, vlot in het Engels, 22 jaar jong en Valentino Rossi, negenvoudig (!) wereldkampioen, Italiaan, niet zo vlot in het Engels, 36 jaar. Marquez is een supertalent en lefgozer die vorig jaar al geschiedenis schreef door alle gevestigde waarden keer op keer lik op stuk te geven en in zijn eerste jaar dominant wereldkampioen te worden. Rossi lijkt een restant uit het verleden. Met zijn fluo kleuren en opzichtige oorbel past hij nog steeds in de jaren negentig. Winnen doet hij al jaren alleen nog bij gelegenheid.

Valentino Rossi (VR 46 - hij heeft dat uitgevonden en niet Christiano Ronaldo) kon zich dit weekend in de kwalificaties niet verder knokken dan een achtste plaats op de startgrid. Ondertussen vlamde Marquez doorlopend een halve seconde per ronde sneller dan zijn dichtste achtervolger over het circuit, wat hem de pole position opleverde. Het leek bij voorbaat een uitgemaakte zaak.

Bandenkeuze

MotoGP wordt - in tegenstelling tot Formule 1 - niet gewonnen of verloren door pitstops en teamorders. 'Kunnen rijden' is nog altijd een belangrijke factor, al moet je natuurlijk wel in een team raken dat een goede motor op de baan kan zetten. Genoeg benzine meenemen is een vereiste, net zoals op het circuit blijven en een klein beetje zorg dragen voor je achterband onderweg.

Om die bandenkeuze was zondag wat discussie. Marquez koos voor een harde band, Rossi voor een extra harde band. Het verschil? Voor de niet-experts onder ons dan. De harde band is stukken sneller in het begin, maar toenemende slijtage zorgt voor mindere prestaties (en lagere snelheid) naar het einde toe. De extra harde band is moeilijk onder controle te houden bij de start en niet voor iedereen weggelegd. Behalve Rossi startte alleen zijn teamgenoot er ook mee. Daar staat tegenover dat hij natuurlijk trager slijt (de term 'extra' heeft een reden) en dus de laatste ronden wel snellere tijden oplevert. Marquez rekent er dus op zijn voorsprong in het begin zo groot te maken dat Rossi die niet meer dicht kan rijden, zelfs wanneer hij naar het einde toe iets sneller zal zijn.

Groen licht

Doorgaans het signaal voor de start en ook in de MotoGP geldt die regel. Off we go! Rossi van op plaats acht. Werkend. Knokkend. Achtervolgend. Marquez als een speer. Zonder veel oponthoud. Elke ronde inderdaad een halve seconde sneller dan de rest. Glijdend. Uitlopend.

Voorbij halfweg wedstrijd begint de slijtage van de banden echter mee te spelen en zet Rossi voor het eerst snellere rondetijden neer dan Marquez, die dan al ruim vijf seconden (een eeuwigheid in MotoGP) voor de rest uit rijdt. Aanvankelijk sluipt de Italiaan meter per meter dichterbij. Enkele ronden later worden dat hectometers. Met nog vijf ronden te gaan heeft hij nog steeds een achterstand van meer dan een seconde. Reken zelf maar uit hoeveel meter dat is aan 300 km per uur. Marquez weet dat Rossi komt. Elke ronde hangen ze uit de pits een bord waarop hij ziet dat zijn voorsprong kleiner wordt. Hij voelt het ook zo, zonder dat bord.

Met nog ruim twee ronden te gaan hangt Rossi eindelijk tegen het achterwiel van de jonge Spanjaard. Net op tijd. In een eerste poging om hem voorbij te gaan, remt hij laat, gaat vervolgens als eerste maar nogal wijd de bocht in en wordt onmiddellijk langs de binnenkant weer ingehaald door zijn tegenstander. Zoals gezegd: Marquez is een supertalent, die zich niet door zijn banden laat tegenhouden om een icoon op zijn plaats te zetten.

Een paar bochten later. Poging twee. Rossi is sneller. Hij weet dat. Marquez weet dat ook. Maar Marquez is 22. Hij durft. Wanneer Rossi hem voorbij komt in de bocht, geeft hij geen cadeaus. Ook niet aan een negenvoudige wereldkampioen. Beide motoren raken elkaar en Rossi raakt heel even uit balans. Hij herstelt zich echter. Ook hij kan rijden natuurlijk. Rossi komt als eerst de bocht uit. Marquez er half naast. We zijn zo goed als in de voorlaatste ronde.

Apotheose

Marquez wil zich niet gewonnen geven en kleeft met zijn motor tegen die van zijn tegenstander. Hij hoopt later te kunnen remmen. De slipstream maximaal te benutten. Te winnen. Hij knalt zijn voorwiel tegen het achterwiel van Rossi en zwiept zijn high-tech kostbare raket zijwaarts keihard tegen het asfalt. Zelf landt hij hard op de schouder en begint aan de traditionele glijpartij. Mens en machine schuiven tientallen meters verder. Aanvankelijk nog in de baan, alsof ze zich niet gewonnen willen geven, maar uiteindelijk ook door gras en grind. Rossi voelde ongetwijfeld de impact, maar zet onverstoord zijn weg verder.

En de les

Marquez veert recht, valt door allerlei fysische wetmatigheden bijna weer omver, maar holt naar zijn motor. In racepak. Met helm. Op laarzen. Aan een snelheid die een ijzeren conditie doet vermoeden. Helaas zit zijn race er op. Hij lijkt woest op zijn motor, al weet hij dat hij vooral op zichzelf kwaad moet zijn.
Jeugdige overmoed. Niet tevreden met plaats twee. Niet rekenend op de punten die plaats twee opleveren in het grotere geheel. Alleen winnen telt als je 22 bent. Zo moet het ook. Zo zou het altijd moeten zijn. In alle sporten. In het leven. Omdat het de goede ingesteldheid is. Of omdat het tot wijze levenslessen leidt wanneer het tegen valt. Letterlijk. Marquez moet willen winnen op zijn leeftijd.

Rossi is stilaan een oude man. Op je 36ste nog als een waanzinnige op een racemotor rondrijden, het is geen evidentie. Dit is een overwinning van ervaring, van verstand, van denken. Gokken dat het kan lukken ook, niet zeker zijn dat het zal lukken. Rustig (relatief!) starten, wachten en toeslaan op het juiste moment. Rossi mag af en toe eens een truc boven halen. Hij heeft alles al gewonnen. Is multimiljonair. Eigenlijk moet hij niets meer. Gelukkig wil hij wel nog.

Hopelijk gaan we verder een leuk en spannend seizoen tegemoet. Met een oude vos en een jonge durfal die elkaar op het scherpst van de snee blijven bekampen. En, hopelijk stoppen we met zijn allen wat vaker met rekenen. Iedereen zou altijd moeten willen winnen. De weg er naar toe speelt minder een rol. Kracht en explosiviteit voor de jeugd of ervaring en verstand met de jaren. Speel je troeven uit!

De prijs van woorden

Met een appel en een ei trek je vooral kleine diertjes of de occasionele vogel aan, geen goede tekstschrijvers. Nochtans bereiken goed geschreven teksten een doel. Ze zijn wervend, geven informatie, prijzen iets of iemand aan en doen dat liefst op een manier die niet vervelend is. Goed geschreven teksten leveren meer op dan ze kosten. Maar, wat kosten ze dan?

Op het wereldwijde wonder dat het internet toch nog steeds is, kan je een ruim gamma aan concrete prijzen vinden. Per letter, per woord of per pagina. Die laatste voor zowat elke prijs tussen €15 en €250. Er valt ongetwijfeld voor al die prijzen iets te zeggen, maar welke is nu de juiste?

Richtlijn

Voor ik begin is er een briefing nodig. Wat wenst een klant? Welke boodschap moet verkondigd worden? Aan wie? Waarover? Die briefing gebeurt vaak digitaal maar kan ook 'live' plaats vinden. Sowieso is ze kosteloos.
Ik maak er een punt van me in een onderwerp te verdiepen. Het me eigen te maken. Alleen dan kan ik er een tekst over schrijven met kennis van zaken.

Als richtlijn hanteer ik een bepaalde prijs per uur. Vooraf. Dat wil zeggen: ik schat in hoeveel tijd ik ongeveer zal nodig hebben voor een opdracht en daarop baseer ik de eindprijs voor het project. Soms heb ik eens geluk en komt de inspiratie snel. Veel vaker ploeter en bagger ik me een weg doorheen een hoop ellende voor ik een tekst wil afleveren en dan werk ik aan dienstencheque-tarief. 

Investeren

Klanten die investeren in een tekstschrijver willen - volledig terecht - waar voor hun geld. Daarom investeer ik op mijn beurt ook. In tijd. Tijd die nodig is om op de hoogte te blijven, om correct te blijven schrijven, om 'mee te zijn' met wat er actueel is. Om websites te bekijken, nieuwe klanten aan te spreken en te netwerken (zie blogpost: Cre@tielt). Het spreekt voor zich dat het leeuwendeel van die tijd nergens doorgerekend wordt.

Opbrengst

Dat hoeft ook niet. Er zijn diverse manieren om een waarde op iets te kleven. Geld is één optie. Iets graag doen of een mooi product afleveren zijn andere.

Als klant van een tekstschrijver is het aangewezen om jezelf af te vragen waarin de opbrengst voor jou zit. Het kan dat je tijd wint door niet zelf te schrijven. Misschien is het eenvoudigweg beter dan je zelf zou kunnen? Bereik je meer potentiële klanten? Wordt een boodschap duidelijker? Het zijn afwegingen die iedereen voor zichzelf moet maken. Vanuit verschillende invalshoeken soms.

Goed geschreven, duidelijke en relevante teksten zijn in tijden van vluchtige sociale media altijd een meerwaarde. Ze verdienen hun prijs terug. Maar als je peanuts betaalt, dan krijg je monkeys natuurlijk...