Anglets 465 km
Mijn cartografische voorbereiding bleek feilloos en vlot vond ik de N10, dwars door Bordeaux. Daarna de kleine wegen van de Landes opgezocht, op grof asfalt door uitgestrekte naaldbossen, parallel aan de Atlantische Oceaan.
Het weer is allesbehalve super, in de zin dat het zeker niet beter is dan thuis. Halsstarrig weiger ik mijn extra motorbroek over mijn motorjeans aan te trekken, maar het voelt toch allemaal frisjes aan. Het strand was exclusief voorbehouden aan een aantal optimisten, en algemeen was het verrassend rustig overal.
Bayonne – Anglets – Biarritz is een razend drukke verkeersader. Auto’s, bussen, scooters, motoren, fietsen en voetgangers doen er elk hun ding zonder veel naar de ander te kijken. Opmerkelijk is wel: elke busstrook wordt gedeeld met motoren en dat is ook zo aangegeven op het wegdek. Was daar bij ons ook niet eens sprake van?
Uiteindelijk raakte ik in dat hele kluwen lichtjes gedesoriënteerd, vond dan toch de D 810 en moest die tenslotte nog een keer of vier op en af rijden om het hotel van mijn keuze te vinden. Daar kon ik netjes voor de deur parkeren en met het vooruitzicht morgen Spanje binnen te trekken kreeg ik er echt zin in.
Valladolid 475 km
De drukte vanaf Bayonne bleek zich door te zetten tot een heel eind voorbij de Spaanse grens. Alles lijkt geklemd tussen de zee en de Pyreneeën. In die heksenketel miste ik de weg naar de Jaizkebel, net zoals de geplande route via Vittoria Gasseiz. Al lang blij uit de drukte te zijn nam ik vrede met wat er onder de wielen kwam en dat bleek goed. Weliswaar was ik ergens toch een snelweg opgereden, maar dan eentje van het soort dat we in België niet kennen: op en neer, tunnels en bochten, twee vakken en beperkingen tot 50 km/u die je beter respecteert als je de volgende haakse bocht wil halen. Spectaculair was het in elk geval. De kilometers schoten snel op en gezien de enthousiast voorgenomen afstand vandaag was dat maar goed ook. Op een bepaald moment raakte ik in het zog van een aantal Franse Harleys en toen was het ‘cruise-gevoel’ echt niet ver weg.
Van de snelweg af moest ik even zoeken op de kaart waar ik nu precies was, maar amper stond ik langs de weg stil of er stopte een Spaanse motard die me perfect uitlegde waar ik heen moest.
In centrum Burgos kreeg ik snel het gezelschap van de lokale politie op de motor, maar deze keer keek die enkel goedkeurend toe terwijl we samen aan het stoplicht stonden. De Crosstourer heeft veel bekijks hier. Na een korte toeristische rondrit parkeerde ik de motor quasi naast de kathedraal. Knap, vond ik zelf, met ruim 300 kilo, bij 33°, door Spaans verkeer, zonder ooit eerder door Burgos gereden te hebben. De kathedraal is overigens een absolute aanrader!
Eenmaal de stad uit verandert het landschap snel: bruin- gele afgereden graanvelden zover het oog reikt, af en toe een zandwolk die door de hitte omhoog komt en lange kaarsrechte wegen die dat allemaal in stukken snijden. Denk daar op gezette afstand nog een bleekbruin hoopje huizen rond een kerktoren bij en het beeld is volledig.
Kriskras tussen Burgos en Valladolid ligt het vol smalle, mooie wegen waar quasi geen verkeer op zit en de maximale snelheid 90 km/u bedraagt. Iedereen kiest de nieuwe snelwegen die parallel lopen met de oude nationale wegen en zo worden die echt luxe om met de motor over te rijden. Koelte zoeken is er niet echt bij: zowel het asfalt, de velden als de lucht ‘stralen’ warmte uit en de vier cilinders tussen mijn benen raakten ook redelijk op temperatuur.
Het valt op dat alle grote verbindingswegen vernieuwd, uitgebreid, heraangelegd of onderhouden worden door aantallen werkmannen die we ons in België niet kunnen voorstellen. Speciale hulde is hier op zijn plaats voor ‘de vlaggenman’, die de hele dag, eenzaam voor de rest uit, staat te zwaaien met een vlagje om die ene aankomende motor erop te wijzen dat er werken bezig zijn verderop.
Na meer dan 450 km kwam Valladolid in zicht, maar iets specifieks zoeken in een Spaanse grote stad is niet simpel. Het duurde even voor ik voldoende heen- en- weer was gereden om de juiste ‘toegang’ te vinden tot het centrum. Alles is één richting hier!
Als je dan eenmaal binnen bent, geldt het omgekeerde natuurlijk ook: omdat alles één richting is kan je weinig fout doen en rij je zo naar waar je wil zijn. Desnoods na twee rondjes. Met de motor op een meter voor de deur van het hotel was ik gerust en kon ik een beetje de toerist uithangen in het centrum. Na een paar uur rond te sukkelen van bankje naar terrasstoel naar bankje, voelde ik me eigenlijk behoorlijk onwennig zonder helm en motor. Een cowboy en zijn paard zijn ook niet graag gescheiden.
Cacères 380 km
De N620 en daarop aansluitend de N630 (‘Ruta de la Plata’) slingeren zich eindeloos lang door velden en de parallelle snelweg zuigt al het verkeer naar zich toe. Hier en daar zijn er “ghostbenzinestations” die verraden dat er ooit wel doorgaand verkeer was, maar ondertussen hebben de fonkelende Repsol- stations langs de snelweg hun functie volledig overgenomen. Wat dan her en der langs de oude N630 is blijven bestaan, is rond de middag een verzamelpunt voor elke trucker, werkman of gewone passant uit de wijde omtrek.
Nadien wordt het te heet voor de ‘gewone’ mens om zich buiten te wagen, dus was ik de rest van de dag alleen om kilometers door de Spaanse binnenlanden af te leggen.
De dagrit was eigenlijk één lang uitgesponnen afdaling en in de absolute braadpan die Extremadura is, toonde een thermometer op een gegeven moment 37°. Heet dus, en al zeker om in het centrum van Cacères parking en hotel te zoeken. Iedereen rijdt hier motor zonder motorkledij, maar daar zijn een aantal veilige argumenten tegen te verzinnen. Je verbrandt zonder het te beseffen als gek en praktisch rijst de vraag: als ik die jas uitspeel, waar moet ik er dan weer mee naartoe? Het hielp niet dat ik weer een toertje of twee- en- een- half nodig had om me tussen het verkeer door te worstelen. De enige oplossing was uiteindelijk alles afladen en het hotel binnenzetten om nadien tegen de rijrichting in de motor te gaan parkeren. Aan de receptie wilden ze dat ik een ondergrondse autoparking gebruikte, maar ik heb het niet zo voor plaatsen waar de motor netjes afgeschermd staat en iedereen ruim de tijd heeft om sloten open te prutsen en kabeltjes te verbinden.
Cacères zelf is authentiek, volledig beschermd en absoluut de moeite. Unesco- werelderfgoed waar ik opvallend alleen doorheen liep.
Mijn Spaans gaat er na een paar dagen op vooruit en wordt minder roestig. Het lukte om een mislukte VISA- transactie met behulp van de hoteldame te cancellen en stilaan versta én begrijp ik zowat alles wat er op me afkomt. Al is het voor de mensen misschien wel verwarrend: als ik met wat wellicht een draak van een accent is, iets zeg, zijn ze nadien waarschijnlijk nooit helemaal zeker als ik bevestigend knik dat ik het begrepen heb. Maar toen een Spaanse schone deze namiddag in het park een vuurtje vroeg had ik dat toch goed en meteen verstaan.